Pleegkinderen kunnen risico lopen door tekortkomingen zorgaanbieders

By | September 25, 2025

Kinderen met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel krijgen onvoldoende passende bescherming, begeleiding en hulp. De belangrijkste oorzaken hiervan liggen niet bij de medewerkers, zij tonen grote betrokkenheid en inzet. Het komt vooral door het ontbreken van randvoorwaarden als voldoende personeel, voldoende passende hulp en regie vanuit gemeente en Rijksoverheid. Dat concluderen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) na verdiepend toezicht op jeugdbescherming en jeugdreclassering en pleegzorginstellingen.

De inspecties vinden dat stevig leiderschap nodig is van bestuurders, gemeenten en Rijksoverheid. Zij roepen staatssecretarissen op om – vanuit hun stelselverantwoordelijkheid – het voortouw te nemen om tot voortvarende en duurzame oplossingen te komen.

Jeugdbescherming en -reclassering: problemen zijn hardnekkig
De meeste pleegkinderen hebben zowel te maken met begeleiding vanuit de pleegzorg als met een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder (jeugdzorgwerker). De inspecties zien dat deze pleegkinderen risico’s lopen door tekortkomingen in zowel de pleegzorg als de jeugdbescherming en jeugdreclassering. De stelselproblemen in de jeugdbeschermingsketen werken ook voor pleegkinderen door.

Tekortkomingen leiden tot risico’s voor (pleeg)kinderen
De inspecties voerden dit jaar samen verdiepend toezicht uit op gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en -reclassering en de IGJ op pleegzorgaanbieders. Onder meer vanwege een ernstige calamiteit in een pleeggezin in Vlaardingen, waar de inspecties eerder dit jaar een zakelijke weergave van het calamiteitenrapport over naar buiten brachten.

In Vlaardingen was sprake van een uitzonderlijke en langdurige samenloop van omstandigheden met zeer ernstige gevolgen voor een meisje dat in het pleeggezin verbleef. De kans dat deze samenloop van omstandigheden zich zal herhalen, is klein. Maar in het verdiepende toezicht zien de inspecties ernstige tekortkomingen in de pleegzorg, jeugdbescherming en -reclassering. De daaruit voortvloeiende risico’s voor (pleeg)kinderen zijn wel degelijk groot.

De inspecties zien 3 tekortkomingen die zowel in het verdiepende toezicht als bij het toezicht na de calamiteit in Vlaardingen werden geconstateerd. 

1. Onvoldoende zicht op de ontwikkeling en veiligheid van (pleeg)kinderen
Zowel pleegzorgbegeleiders als jeugdzorgwerkers hebben te weinig betekenisvol contact met (pleeg)kinderen. Met betekenisvol contact wordt bedoeld: structureel en face to face 1-op-1 contact tussen pleegzorgbegeleider of jeugdzorgwerker en (pleeg)kind, waar het kind kan vertellen hoe het gaat en inspraak heeft in diens hulpverleningstraject. Ook met ouders hebben jeugdzorgwerkers onvoldoende contact.

Hierdoor is onvoldoende zicht op de ontwikkeling en veiligheid van kinderen. Dit leidt tot het risico dat onveilige situaties niet op tijd worden gezien of dat niet op tijd op wordt gehandeld. Kinderen en ouders kunnen bovendien niet goed meebeslissen over de hulp die zij krijgen, doordat ze te weinig met hun jeugdzorgwerker spreken.

2. Onvoldoende samenwerking, richtlijnen onvoldoende gevolgd
De samenwerking tussen de gecertificeerde instellingen, (pleeg)zorgaanbieders en ketenpartners is onvoldoende. Er zijn geen duidelijke afspraken over de samenwerking gemaakt en vastgelegd bij de start van de (pleeg)zorg. Daardoor zijn verantwoordelijkheden en taken onduidelijk. Richtlijnen voor samenwerking tussen pleegzorg en jeugdbescherming worden onvoldoende gevolgd.

De problemen in de samenwerking zijn nog groter als er veel wisselingen zijn van jeugdzorgwerkers en pleegzorgbegeleiders of als er helemaal geen jeugdzorgwerker is. Het personeelstekort, verloop en verzuim zijn groot in de sector en dat leidt tot veel wisselingen. Dat bemoeilijkt het contact tussen jeugdzorgwerkers en pleegzorgbegeleiders of andere (jeugd)hulpverleners, maar ook met kinderen en ouders.

Hulpverleners nemen soms de regie over van de jeugdzorgwerker, zonder de bijbehorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Hierdoor ontstaan risico’s voor de kwaliteit van de (pleeg)zorg die gezinnen en kinderen ontvangen. Bovendien ontstaat er onduidelijkheid over wie de verantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Ook ontstaat het risico dat uiteindelijk niemand zicht heeft op het kind.

3. Passende hulp wordt niet of te laat ingezet
Passende hulp voor (pleeg)kinderen met een jeugdbeschermings- of reclasseringsmaatregel ontbreekt te vaak of komt te laat. Dit komt doordat het nog altijd ontbreekt aan voldoende passende hulp, waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn. Kinderen moeten soms de hele looptijd van hun beschermings- of reclasseringsmaatregel wachten op de noodzakelijke hulp voor henzelf of hun ouders. Dit terwijl de kinderrechter de maatregel heeft opgelegd, omdat de overheid ervoor moet zorgen dat er hulp komt. De hulp moet ertoe leiden dat de ontwikkelingsbedreiging of het recidiverisico van het kind wordt afgewend.

Als een jeugdzorgwerker geen passende hulp kan zetten, is een jeugdbeschermingsmaatregel onvoldoende effectief en soms zelfs schadelijk. Kinderen blijven dan (te) lang in onveilige omstandigheden doordat noodzakelijke hulp ontbreekt of niet wordt vergoed. Het komt daarnaast voor dat kinderen op een plek verblijven, die niet aansluit bij (de problemen van) het kind. Dit heeft soms verstrekkende gevolgen.

Aan de inzet van medewerkers ligt het niet
De inspecties zien een enorme inzet en betrokkenheid van jeugdzorgwerkers en pleegzorgbegeleiders. Als jeugdzorgwerkers een stabiele factor en deskundig zijn, kunnen zij op waardering rekenen van kinderen en ouders. Ook dragen toegewijde pleegzorgbegeleiders en betrokken pleeggezinnen bij aan een geslaagde pleegzorgplaatsing.

Wisselende mogelijkheden tot verbetering
De inspecties constateren deels vergelijkbare tekortkomingen in de jeugdbescherming, -reclassering en pleegzorg. Maar de oorzaken ervan, verschillen. Voor de knelpunten bij de pleegzorg zien de inspecties mogelijkheden voor bestuurders om zelf een aantal verbeteringen door te voeren. De problemen bij de jeugdbescherming en -reclassering lossen de inspecties niet op met (handhavende) interventies vanuit het toezicht per instelling. Dat komt doordat de tekortkomingen voor een belangrijk deel samenhangen met problemen buiten de invloedssfeer van de instelling. Bijvoorbeeld arbeidsmarktproblemen en ontbrekende of ontoegankelijke hulp.

De inspecties laten met dit toezicht zien dat de problemen bij de jeugdbescherming en -reclassering ook doorwerken in de pleegzorg: een goede samenwerking tussen de jeugdzorgwerker en de pleegzorgbegeleider is cruciaal om zicht te hebben op het kind.

De inspecties vragen van instellingen om tot het uiterste te gaan voor verbeteringen die binnen hun invloedssfeer liggen. Maar de pleegzorgaanbieders nóch de gecertificeerde instellingen individueel kunnen niet alles oplossen, als de stelselproblemen blijven voortbestaan. Voor voortvarende en duurzame oplossingen is stevig leiderschap van bestuurders, gemeenten en Rijksoverheid nodig. De inspecties roepen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport – als stelselverantwoordelijken – op om hier het voortouw in te nemen.

Leave a Reply