De zelfredzame dakloze

De zelfredzame dakloze
Over het eigen-kracht-criterium bij beslissingen
over toegang tot maatschappelijke opvang

Gemeenten bieden dakloze mensen zonder psychiatrische problemen of verslaving opvang in de vorm van
een algemene voorziening, maar dit is niet of nauwelijks juridisch afdwingbaar. Dakloze mensen zonder
psychische problemen of verslavingsproblematiek worden in feite geacht zichzelf te redden, al dan niet met
behulp van het eigen netwerk of aanvullende particuliere initiatieven. De verwachtingen die de overheid
heeft van de dakloze burger en zijn netwerk zijn niet reëel. De Staat zou objectieve criteria moeten invoeren
aan de hand waarvan kan worden bepaald of er sprake is van individuele nood die opvang rechtvaardigt.
Het uitsluiten van de toegang tot opvang op basis van het ‘eigen-kracht-criterium’ kan leiden tot maatschappelijke teloorgang. Om die reden dient het criterium niet restrictief te worden uitgelegd.

bron en nog meer informatie : Jochem Westert & Caroline de Groot1

https://www.straatjurist.nl/wp-content/uploads/2013/09/2017-NJB44_ART_1-Zelfredzame-dakloze.pdf

JONGEREN IN DE BIJSTAND

JONGEREN IN DE BIJSTAND – TERECHT EEN APARTE DOELGROEP?

Jongeren hebben onder de Participatiewet een aparte status. In onderstaand artikel wordt beschreven op welke punten de regels voor jongeren afwijken. En worden de vragen waarom er andere regels gelden voor jongeren en of het onderscheid gerechtvaardigd is, behandeld. Het artikel eindigt met een advies hoe W&I kan bijdragen aan integraal werken voor jongeren. Want juist dat is, zeker voor jongeren, ontzettend belangrijk.

Waarom andere regels voor jongeren?

Op een aantal onderwerpen geldt binnen de Participatiewet voor jongeren van 18 tot 27 andere regels. Waarom is dat? Dit heeft te maken met – jawel – hun leeftijd. Ze hebben nog een lange toekomst voor zich en het is daarom voor hun extra van belang om te werken of naar school te gaan. Een bijstandsuitkering is met name voor deze doelgroep een tijdelijk vangnet dat zo kort mogelijk moet duren.

Dit is natuurlijk ook heel belangrijk, maar de vraag is of het altijd realistisch is. Doordat de Wajong is afgesloten voor jongeren die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, is de gemeente ook verantwoordelijk voor een kwetsbare doelgroep die eerder onder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) viel. Deze jongeren hebben een beperking, maar zijn niet volledig of niet duurzaam arbeidsongeschikt. Het is overigens de vraag of dit stelsel volledig sluitend is. Dit omdat een aantal jongeren die volgens UWV niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, dat volgens de gemeente wel zijn. Daarnaast stromen er ook jongeren uit de Jeugdzorg door naar de bijstand. Dat zijn vaak jongeren zonder netwerk, die tot hun 18e verjaardag door een jeugdhulpverlener worden bijgestaan, maar het vanaf die dag helemaal alleen moeten redden. Of jongeren met forse schulden. Het gaat hier dus nadrukkelijk niet om gemiddelde jongeren.

Dus jongeren met beperkingen of jongeren die uit de jeugdzorg komen, kunnen soms wel gebaat zijn bij een bijstandsuitkering. Al is het maar omdat op die manier aan een duurzame (zelf)redzaamheid gewerkt kan worden! Met andere woorden, is de wens die aan deze scheiding ten grondslag ligt wel terecht?

Aanvraag

De aanvraag om een bijstandsuitkering gaat voor jongeren net iets anders dan voor 27-plussers. Zij melden zich om een uitkering aan te vragen, maar moeten vervolgens 4 weken zoeken naar werk of scholing. In die 4 weken hebben ze geen recht op ondersteuning bij het zoeken naar werk en geen recht op een voorschot.

Recht op bijstand

In een aantal gevallen hebben jongeren geen recht op bijstand, waar ouderen dat wel hebben. Hier zijn twee verschillende leeftijdsgrenzen te onderscheiden.

Jongeren van 18, 19 en 20 jaar

Jongeren van 18, 19 of 20 die in een inrichting verblijven hebben in het geheel geen recht op algemene bijstand, in tegenstelling tot iedereen van 21 jaar of ouder. Dit onderscheid is goed verklaarbaar. De ouders zijn financieel verantwoordelijk én voor deze jongeren wordt voorzien in onderdak en eten.
Jongeren tot 27 jaar

Jongeren tot 27 hebben geen recht op bijstand als ze ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en aanspraak hebben op studiefinanciering, of als ze dit onderwijs wel kunnen volgen, geen aanspraak hebben op studiefinanciering en het onderwijs niet volgen. Met andere woorden, als ze naar school kunnen moeten ze dat doen. Hebben ze geen aanspraak op studiefinanciering, dan krijgen ze wel bijstand. Hebben ze wel aanspraak op studiefinanciering, dan is dat een voorliggende voorziening. De bemoeienis van de gemeente houdt daar op.
Ook heeft geen recht op bijstand de jongere onder de 27 jaar die ondubbelzinnig laat blijken (gedrag en houding) dat hij de arbeidsverplichtingen en de nadere verplichtingen die tot vermindering of beëindiging van de bijstand leiden niet wil nakomen. Dit laatste is overigens een weinig gebruikte reden om de bijstand te weigeren. De Centrale Raad is behoorlijk streng bij het beoordelen van deze weigeringsgrond.
Tot slot is de individuele studietoeslag specifiek bedoeld voor jongeren tot 27 jaar die recht hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming scholieren, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en waarvan is vastgesteld dat zij niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen (dat kan het gevolg zijn van een verminderde loonwaarde of van een medische urenbeperking), maar wel mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie.

Normen

Voor jongeren tot 21 jaar gelden lagere normen. Dat is niet gek, aangezien hun ouders financieel verantwoordelijk zijn tot de dag waarop jongeren de leeftijd van 21 jaar bereiken. En mocht er een reden zijn waarom de jongere niet rond kan komen van deze specifieke norm, dan zijn er twee mogelijkheden om dit aan te vullen. De eerste is de bijzondere bijstand voor levensonderhoud. Dit is specifiek bedoeld voor de jongere die de onderhoudsplicht niet te gelde kan maken omdat of zijn ouders het geld niet hebben, of omdat hij dit redelijkerwijs niet te gelde kan maken, bijvoorbeeld als de relatie ernstig verstoord is. De gemeente kan de betaalde bijzondere bijstand dan wel alsnog op zijn ouders verhalen.

Juist vanwege deze onderhoudsplicht gelden jongeren tot 21 jaar niet als kostendelende medebewoner. Dat zou heel onlogisch zijn. Ouders moeten de jongeren financieel ondersteunen en tegelijkertijd een bijdrage vragen in de woonkosten.

Voor schoolverlaters kan het college de norm gedurende 6 maanden na afloop van de studie verlagen. De gedachte hierachter is dat deze persoon tijdens zijn studie lagere kosten van bestaan had. Er hoeft niet onderzocht te worden of deze persoon echt lagere kosten van bestaan had en of hij de studiefinanciering of WTOS daadwerkelijk heeft ontvangen. Ook het feit dat de schoolverlater tijdens zijn studie via stagevergoedingen of inkomsten uit bijbaantjes extra middelen heeft gehad, waardoor de terugval op minimumniveau wel een echte terugval betekent, maakt niet dat de schoolverlaterskorting niet zou mogen worden toegepast.

“Jongeren die van de Participatiewet verplicht naar school moeten, mogen soms van hun schuldhulpverlener juist niet naar school.”

Stimuleren om werk te aanvaarden

De Participatiewet kent een aantal maatregelen om het aanvaarden van werk te stimuleren of om mensen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Voor mensen met een kleine kans op werk en die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn naar werk, kan een participatieplaats (ook wel terugkeerbaan) worden ingezet. Het doel van deze participatieplaats is het opdoen van werkervaring door het verrichten van additionele werkzaamheden. Jongeren onder de 27 jaar mogen geen gebruik maken van de participatieplaatsen. Dat is zonde, want als iemand goed zijn best doet op zijn participatieplaats, dan heeft hij na 6 maanden recht op een premie. Bovendien moet het college beoordelen of de werkzoekende scholing of een opleiding kan volgen om de kans op betaald werk te vergroten.

Daarnaast zijn er 2 instrumenten die juist in het voordeel van jongeren onder de 27 jaar werken. Ten eerste een instrument dat specifiek ingezet kan worden voor jongeren van 16 tot 27, namelijk de leer-werktrajecten. Dit houdt in dat jongeren die nog leerplichtig zijn of nog geen startkwalificatie hebben en jonger zijn dan 27 jaar, ondersteund kunnen worden bij het volgen van een leer-werktraject. Ten tweede kunnen leerlingen en voormalige leerlingen in het praktijkonderwijs (pro) zonder medische en arbeidsdeskundige beoordeling opgenomen worden in het doelgroepregister. Wie is opgenomen in het doelgroepregister valt onder de banenafspraak. Dit kan voor een werkgever een reden zijn om iemand in dienst te nemen: het levert dus een grotere kans op een baan op.

Tot slot zijn er nog een aantal financiële prikkels om werk te aanvaarden. Deze gelden niet voor jongeren onder de 27 jaar. Het gaat hierbij om de volgende instrumenten. De één of tweemalige premie voor arbeidsinschakeling. Het gaat hier om een premie die door het college, het re-integratiebedrijf of de werkgever verstrekt mag worden van maximaal € 2.500 per jaar. Krijgt de jongere deze premie, dan wordt dit gewoon als middel aangemerkt. De 27-plussers mogen dit geld gewoon houden. Datzelfde geldt voor de kostenvergoeding van maximaal € 1.700 op jaarbasis voor het verrichten van vrijwilligerswerk en de vrijlating van inkomsten uit arbeid. De achterliggende reden daarvan is dat jongeren worden geacht òf een scholing/studie te volgen, òf te werken. Op die vrijlating geldt één uitzondering, de vrijlating voor mensen die urenbeperkt zijn geldt wel voor jongeren. Ook de jonggehandicaptenkorting moet voor jongeren als middel worden gekort op de uitkering en voor 27-plussers wordt dit vrijgelaten.

Waar schuurt dat?

Er wordt onderscheid gemaakt op leeftijd. Dat is toelaatbaar als het onderscheid een legitiem doel betreft en het middel voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk is (zie: Leeftijdsgrens van 27 jaar in de Participatiewet, leeftijdsdiscriminatie?). Nu het CBS aangeeft dat het aantal jongeren tot 27 jaar met een bijstandsuitkering harder gestegen is dan het aantal 27-45-jarigen, is het zeker de vraag of dit onderscheid gerechtvaardigd is.

De aanvraag – zoekperiode voor kwetsbare jongeren

Alleen aan jongeren tot 27 jaar wordt een zoekperiode opgelegd. Achterliggende gedachte is dat van deze groep mag worden verwacht dat ze werken of leren en zelf in staat zijn om extra inzet te leveren. Gezien de nieuwe doelgroep in de Participatiewet is het de vraag of die verwachting terecht is. Op 27 maart 2018 is de motie Voortman aangenomen. Daarin is geconstateerd dat de zoekperiode in de Participatiewet negatieve gevolgen kan hebben voor kwetsbare jongeren. Voortman is van mening dat deze jongeren ondersteund moeten worden en niet aan hun lot moeten worden overgelaten en overweegt dat gemeentes weinig beleidsvrijheid ervaren op dit punt. De motie verzoekt de regering daarom om richting gemeentes te verduidelijken dat zij alle ruimte hebben om waar nodig de zoekperiode te schrappen.

Recht op bijstand – scholing

Jongeren die van de Participatiewet verplicht naar school moeten, mogen soms van hun schuldhulpverlener juist niet naar school. Een opleiding betekent studiefinanciering in de vorm van een lening. Dat is én een nieuwe schuld, én minder afloscapaciteit voor de schuldeisers. Deze aanvullende voorwaarde geldt niet voor 27-plussers, waardoor jongeren minder kans hebben op adequate hulp bij hun schuldenproblematiek. Dit kan de gemeente oplossen door in het beleid op te nemen dat voor jongeren met schulden scholing in beginsel alleen mogelijk is als de schuldregeling daardoor niet in gevaar komt.

De individuele studietoeslag, bedoeld voor jongeren die door hun beperking meer moeite hebben om hun studie af te ronden, is overgekomen uit de Wajong. De bedragen die gemeenten aan deze studenten betalen, liggen echter vele malen lager dan voorheen in de Wajong. Met bedragen die rond de € 200,- op jaarbasis liggen, is dit geen wezenlijke inkomensaanvulling.

Normen – aantoonplicht

Een verstoorde relatie met je ouders is niet fijn. Als je dan bijstand aanvraagt, dan kan het heel ongemakkelijk zijn om aan te tonen waarom je geen ouderbijdrage van je ouders kunt vragen. Zeker als in de tijd die dat kost de rekeningen zich op blijven stapelen.

De korting voor schoolverlaters zal relatief weinig problemen opleveren, nu het om een beperkte periode gaat. Het is wel van belang dat per persoon wordt beoordeeld of er geen dringende redenen zijn om af te zien van deze korting. Als de vaste lasten te hoog zijn voor de norm, dan is de verlaging niet aan de orde.

Wat wel lastig is, is de overgang van kinderbijslag naar de jongerennorm. De kinderbijslag wordt per kwartaal betaald en kan dus doorlopen na de 18e verjaardag van de jongeren. Voor de ouders wordt kinderbijslag niet als middel aangemerkt, voor de 18-jarige wel. In theorie zou dit dus gekort moeten worden.

Tot slot zit er een knelpunt voor jongeren met beperkingen die zelfstandig willen wonen. Door allerlei nieuwe vormen van begeleid wonen en inrichtingen, ontstaan er problemen. Jongeren die in een inrichting zitten hebben tot hun 21e geen recht op bijstand, daarna alleen recht op de zak- en kleedgeldnorm. Dat is een veel lagere norm, gebaseerd op de situatie dat er geen huur en eten betaald hoeft te worden. Maar steeds meer instellingen vragen wel huur en dat kan niet betaald worden vanuit de zak- en kleedgeldnorm. Dat vraagt om meer individualisering.

Stimuleren om werk te aanvaarden

Jongeren mogen geen vergoeding voor gemaakte onkosten van vrijwilligerswerk houden, 27-plussers wel. De vraag is of dat onderscheid terecht is met de huidige groep jongeren binnen de bijstand. Zo is niet zonder meer aan te nemen dat vrijwilligerswerk voor jongeren de kansen op betaald werk minder vergroot dan voor 27-plussers. En het is ook niet ondenkbaar dat binnen de groep jongeren die nu onder de Participatiewet vallen, ook jongeren zijn voor wie vrijwilligerswerk op korte termijn het maximaal haalbare is.

Ditzelfde geldt voor de vrijlatingen van inkomsten uit arbeid. Waarom stimuleert dit 27-plussers wel om hun werkzaamheden uit te breiden en jongeren niet? Ik moet u het antwoord daarop schuldig blijven.

Nog een laatste – maar zeker niet onbelangrijk feit – ook jongeren die niet in aanmerking komen voor een uitkering op grond van hun inkomen of vermogen, kunnen wel ondersteuning krijgen bij het zoeken naar werk. Met name voor jonggehandicapten met wat vermogen of een partner met inkomen is het zonder die hulp ontzettend moeilijk om werk te vinden. Deze groep is door de wijzigingen in de Wajong steeds meer uit beeld geraakt.1 Deze jongeren komen niet vanzelf naar de gemeente toe. De gemeente zal ze moeten opzoeken en actief ondersteuning moeten aanbieden.

“De laatste jaren zijn de inkomensconsulenten getraind op het dichthouden van de poort.”

Integraal werken voor een aparte doelgroep

Voor jongeren geldt zoals gezegd op een aantal onderdelen een ander regime dan voor 27-plussers. Hoe kunt u er ondanks die verschillen toch voor zorgen dat u integrale dienstverlening biedt? Juist voor jongeren is dat ontzettend belangrijk.

Help jongeren om bijstand te krijgen

Lange tijd zijn de inkomensconsulenten getraind op het dichthouden van de poort. En terecht, want het is belangrijk om de schaarse bijstandsmiddelen te geven aan die mensen die het nodig hebben. Dat betekent dat de poort dicht moet blijven voor wie geen bijstand nodig heeft. Maar het betekent ook dat de deur wijd open gezet moet worden voor wie wel bijstand nodig heeft maar moeite heeft om zelfstandig de drempel over te komen. Uit het rapport ‘Met 18 jaar ben je (niet) volwassen’ van de ISZW blijkt dat met name jongeren die in een instelling of pleeggezin verblijven en die te maken hebben met meervoudige problematiek vaak niet goed terecht komen. Jongeren zijn zorgmoe en willen zelf en zonder hulp een nieuwe start maken. Eenmaal uit de jeugdhulp blijkt de overstap naar een zelfstandig bestaan voor deze jongeren groot. Eén van de obstakels die ze kunnen tegenkomen is het aanvragen van een bijstandsuitkering. Dit obstakel kunnen ze vaak zonder hun jeugdhulpverlener niet overwinnen. En dat is natuurlijk wonderlijk, want niet de jeugdhulpverlener, maar de klantmanager (werk en) inkomen is hierin gespecialiseerd en zou de jongeren uitstekend door het aanvraagproces moeten kunnen loodsen. Gelukkig zie ik steeds meer gemeenten die de dienstverlening aan inwoners in een kwetsbare positie sterk verbeteren.

Een aantal concrete zaken kunt u in ieder geval oppakken om deze kwetsbare jongeren te helpen (bron: Inspectie SZW):

Kijk direct bij de melding om wat voor jongere het gaat. Is het een kwetsbare jongere? Wacht dan niet met ondersteuning tot de zoekperiode van 4 weken is afgelopen, maar start direct met de ondersteuning.
Is de jongere al met 16 of 17 jaar in beeld? Heel mooi! Dan kunt u goed zorgen voor een soepele overgang. Ga bijvoorbeeld bij het VSO kijken welke jongeren mogelijk de bijstand instromen.
Ligt er een plan van een (andere) hulpverlener? Sluit daar dan bij voorkeur op aan. Het is voor een jongere natuurlijk onbegrijpelijk als hij verschillende plannen moet uitvoeren die los van elkaar en zonder samenhang zijn opgesteld. Die samenhang bewaken is het probleem van de professionals, niet van de jongere.
Kan de jongere zijn onderhoudsplicht niet te gelde maken? Zorg dat u de situatie zo snel mogelijk beoordeelt. Als deze jongere geen ondersteuning van zijn ouders krijgt, dan wordt het onmogelijk om rond te komen van de jongerennorm. Het is zonde als gedurende een lang onderzoek de financiële problemen zich opstapelen.

bron https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/kennispartners/stimulansz/jongeren-in-de-bijstand-–-terecht-een-aparte.10321295.lynkx? Evelien Meester

Links

Deze site gebruikt diverse soorten cookies.Meer informatie
Als je deze site gebruikt, ga je akkoord met het gebruik van cookies.