RAPPORTEN LEZEN TOETSINGSKADER VERPLICHT VOOR ALLE RAPPORTEN
JURIDISCH, PEDAGOGISCH EN METHODOLOGISCH TOETSINGSKADER VOOR ONDERZOEK EN BEOORDELING VAN RAPPORTAGES EN DOSSIERS IN DE JEUGDBESCHERMING
Dit toetsingskader komt niet uit de lucht vallen. Het is ontleend aan en vloeit voort uit het
- Burgerlijk Wetboek,
- Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering,
- lnternationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind- I.V.R.K.,
- Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens- E.V.R.M.,
-Jeugdwet 2015, Besluit Jeugdwet en Memorie van Toelichting Jeugdwet - Kwaliteitskader van de Raad voor de Kinderbescherming,
- Handelingsprotocol van Veilig Thuis,
- Richtlijn “Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming”,
- Richtlijn “Feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.”
Bij alle rapporten inzake ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen is het voor
Veilig Thuis, de G.l’s- Gecertificeerde lnstellingen { Jeugdbescherming)en de Raad voor de Kinderbescherming en kinderrechters een verplicht toetsingskader.
Het negeren van {delen van) dit toetsingskader leidt tot onprofessionele uitkomsten van onderzoek en beslissingen en in het uiterste geval tot wetsovertreding en niet legitieme
{wettelijke) besluitvorming.
De Jeugdwet, artikel 3.3 verplicht de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen de Raad en de Gecertificeerde lnstellingen, verder te noemen de Gl’s, de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
lnzake de GI heeft haar branche-organisatie Jeugdzorg Nederland-JZN dit artikel 3.3 Jeugdwet concreet omgezet in een richtlijn:
“Feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.”
Conform artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt voor eenieder die zich tot de {kinder)rechter wendt, dat de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid warden aangevoerd.
In deze wetten en in deze richtlijn staan feiten dus centraal. Kinderbeschermingsmaatregelen mogen daarom nimmer warden gebaseerd op
- subjectieve meningen,
-aannames, - hypotheses,
- voorspellingen en/of speculaties.
Wat is objectiveerbaar of wat is objectief?
Het vaststellen van feiten dient plaats te vinden op objectiveerbare gronden. Dat vraagt de inzet van onderzoeksinstrumenten en – methoden waarvan de validiteit en betrouwbaarheid vaststaan.
Adequaat onderzoek begint met een eenduidige doelstelling. Een doelstelling is immers de gids voor de uitvoering. De doelstelling bepaalt vervolgens de vraagstelling, welke leidend is voor het proces van kennisverwerving. De vragen dienen open geformuleerd te zijn.
Het gebruik van objectiverende onderzoeksmethoden kan de kans op framing en de daaruit voortvloeiende tunnelvisie van een professional aanzienlijk verkleinen. Dat vereist dat men procedures hanteert die kunnen aantonen dat de oordelen en adviezen in rapportages mogelijk onjuist zijn.
1
FEITENONDERZOEK
Met het oog op Jeugdwet artikel 3.3 vindt onderzoek naar feiten plaats op basis van vier opeenvolgende stappen:
- waarnemen
- benoemen;
- beschrijven;
- verklaren.
2
EEN VOORBEELD:
In meerdere rapportages van de Raad, een GI of in een beschikking staat:
“Ouders hebben tot nu toe geen stabiele samenwerkingsrelatie kunnen opbouwen.” De waarneming in deze zinsnede ontbreekt.
Een situatie/probleem wordt in vrijwel alle gevallen wel benoemd
Een beschrijving geeft vervolgens op – gedragsniveau- informatie over wat een stabiele samenwerkingsrelatie is en uit welke gedrag van de ouders blijkt dat daarvan geen sprake is. Deze ontbreekt eveneens in deze zinsnede.
De verklaring ontbreekt ook in deze veel gebruikte zin en maakt duidelijk welke in- stand- houdende oorzaken tot het benoemde probleem leiden.
Zonder verklaring (de oorzaken) van een probleem is het probleem niet adequaat op te lossen: problemen oplossen is immers te allen tijde oorzaken wegnemen.
Vervolgens dient de minderjarige professioneel (met BIG-registratie) onderzocht te worden op welke schadelijke e?ecten het probleem voor welk(e) ontwikkelingsdomein(en) oplevert.
De uitkomst dient in een afzonderlijke rapportage door de professional te worden vastgelegd. Dit geldt onverkort voor het benoemen van ziektebeelden en diagnoses.
3
WAT IS EEN FEIT ?
Een feit is pas een feit als dit onderbouwd wordt met de antwoorden op deze vragen:
- welk probleem is benoemd en beschreven?
- welke verklaring is daarvoor?
- welke bevoegde en gekwali?ceerde professional heeft de voorgaande vragen beantwoord?
- welke betrouwbare en valide onderzoeksinstrumenten en – methoden zijn daarbij toegepast?
- hoe vaak / langdurig komt het probleem voor?
- in welke context?
Uitsluitend met de beantwoording van deze vragen en de vaststelling van de schade bij de minderjarige, kan worden aangetoond dat er daadwerkelijk sprake is van een feitelijke ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige(n).
Indien één of meerdere vragen in rapportages, beschikkingen, onderzoeksverslagen e.d. niet worden beantwoord dan is er sprake van speculatieve conclusies, adviezen en besluitvorming. Minderjarigen kennen, mede afhankelijk van hun leeftijdsfase, een scala aan ontwikkelingsdomeinen.
Voorbeelden daarvan zijn de
— motorische ontwikkeling (groeien, bewegen, lopen),
- taal- en spraakontwikkeling,
- identiteitsontwikkeling,
- sociaal- emotionele ontwikkeling,
- cognitieve ontwikkeling,
- gewetenontwikkeling (waarden en normen),
- persoonlijkheidsontwikkeling.
Indien in een rapportage, een onderzoeksrapport of een beschikking een bedreiging van de ontwikkeling wordt genoemd dient concreet aangegeven te worden te worden welke factoren de jeugdige kwetsbaar maken, die de schade uitlokken, onderhouden of versterken; dit is de zogenoemde structuurdiagnose.
4
EEN BESCHRIJVENDE DIAGNOSE IS NOODZAKELIJK
Daarin wordt vastgesteld welke schade aan welk ontwikkelingsdomein is aangericht, de symptomen, de ernst, de duur, de ontwikkeling, de gevolgen en de mogelijk prognose. Dit geheel vormt de integrale diagnose.
Een besluit zonder deze integrale diagnose over een kinderbeschermingsmaatregel is gebaseerd op gebakken lucht.
In de rapportages van Veilig Thuis, de Raad, de GI’s en in beschikkingen van de kinderrechters komt men doorgaans tot een oordeel of conclusie.
Dat oordeel is gebaseerd op de toets van de vastgestelde feiten:
- de aangetroffen werkelijkheid ,
- aan algemeen erkende empirisch vastgestelde pedagogische normen, i.c. de wenselijkheid.
Als een instantie tot een oordeel komt dan is er de verplichting om deze toetsingsnormen expliciet in de rapportage te benoemen.
5
HIER EN NU
De focus van de rapportages aangaande kinderbescherming moet gericht zijn op het hier en nu.
Zaken uit het verleden mogen niet als vanzelfsprekend naar het heden geëxtrapoleerd worden. Dan ontstaan al snel aannames en speculaties. Ook het voorspellen van de toekomst, de Glazen Bol methode, is in rapportages niet toegestaan. Waarzeggerij is ongepast en onverantwoord als basis voor besluiten over kinderbeschermingsmaatregelen. Besluiten van de Raad en de GI zijn adviezen aan de kinderrechter en deze beslist.
Indien de kinderrechter een dwangmaatregel oplegt zoals een OTS of (S-spoed)UHP dan dient het besluit gebaseerd te zijn op BW1:255 lid 1.
In de kern zegt dat artikel:
- er moet sprake zijn van objectief vastgestelde bedreigingen van de ontwikkeling van de minderjarige. D.w.z. dat de speci?eke ontwikkelingsdomeinen worden benoemd en de daaraan toegebrachte schade; EN,
- ouders wijzen de noodzakelijke hulp af; EN,
- ouders zijn in staat om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige te dragen.
Het is dus niet OF – OF, maar EN – EN.
Indien een van deze zaken ontbreekt is er geen juridische grond voor een ondertoezichtstelling- OTS of uithuisplaatsing-UHP.
In geval van (tijdelijke) uithuisplaatsing treedt de richtlijn “Uithuisplaatsing voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming” van Jeugdzorg Nederland in werking.
Drs. H. Berndsen, gedragswetenschappelijk en juridisch adviseur
Stichting Onafhankelijk Dossieronderzoek Jeugdzorgketen oktober 2021
Herschreven door B.J. van der Kooi, secretaris Dutch Child jeugdzorgslachtoffers, mei 2023
bron en meer informatie : https://www.dutchchildcenter.nl/